De laatste weken werd een waar offensief tegen me ingezet in de Vlaamse media. Ik werd in Vlaamse kranten allerhande ervan beschuldigd dat ik een leugenaar ben, mijn studenten indoctrineer, predik voor extreem-rechts, een complotdenker ben en zo nog een paar van die dingen. Ik heb rustig geluisterd naar iedere stem die zich geroepen voelde om zich te laten klinken. Ik heb de indruk dat iedereen voorlopig het zijne wat gezegd heeft. Nu ga ik zelf een woordje spreken.
Ik doe dat omdat ik tenslotte toch vind dat ik enig recht van spreken heb in een verhaal dat over mij gaat. De media zijn het daar blijkbaar niet helemaal mee eens. Zo gretig als ze over mij spreken, zo hardnekkig weigeren ze om met mij te spreken. Is dit nochtans niet één van de grondregels van menselijkheid – doe geen al te verregaande uitspraken over iemand zonder dat je die persoon zelf de kans hebt gegeven om zijn verhaal te brengen?
De media hadden al langer een bepaalde geremdheid tegenover mij. Ze bleven bijvoorbeeld ongemakkelijk stil toen mijn boek De Psychologie van Totalitarisme in de eerste helft van dit jaar in tien talen werd vertaald en er tienduizenden exemplaren van werden verkocht.
Waarom bleef het oorverdovend stil? Misschien hierom: de bevolking moest het maar eens serieus nemen dat de coronacrisis vooral een maatschappelijk-psychologische crisis is en dat ze de overgang naar een technocratisch systeem markeert- een systeem waarin de overheid het beslissingsrecht over het lichaam van zijn burgers probeert te claimen en stap voor stap tracht om de ganse privéruimte te controleren en beheersen.
Men wist duidelijk niet goed wat men behalve zwijgen nog kon doen. ‘Factchecks’ misschien? De veelal nauwelijks de schoolbanken ontgroeide factcheckers wisten niet hoe ze in godsnaam een factcheck moesten verzinnen omtrent mijn discours. Ik gooi immers weinig met cijfers en ‘feiten’, zeg eigenlijk niet veel over virussen en vaccins. Ik bespreek als psycholoog vooral de grote, psychologische processen die zich in de maatschappij afspelen. De factcheckers kwamen niet verder dan hier en daar wat haarkloverij over een voorbeeld dat ik in de marge van mijn betoog gaf. Veel indruk maakten ze daar niet mee. Ze moesten met lede ogen toezien hoe meer en meer mensen oor kregen naar wat ik te zeggen had.
Op sociale media werd nog veel actiever campagne gevoerd tegen mij en andere prominente stemmen. En dat mag je letterlijk nemen, zo blijkt uit recente gegevens van journalist Luc De Wandel. In een besloten groepje met freelance-medewerkers en factcheckers verbonden aan mainstreamkranten liet men er geen twijfel over bestaan: de influencers in de zogenaamde covidkritische beweging moeten eruit. Het ging dan vooral over Lieven Annemans, Sam Brokken en mezelf. Het groepje opereerde bij voorkeur anoniem via een website waarop zogenaamde ‘verontruste burgers’ hun bezorgdheden kunnen uiten over deze dissidente influencers.
De poging om de dissidente stem het zwijgen op te leggen, kreeg een kolderiek karakter toen Tegenwind – een coronakritische documentairereeks waaraan ik samen met vijf andere wetenschappers heb deelgenomen – genomineerd werd voor de publieksprijs van de Ultimas (De Vlaamse Cultuurprijzen). Dat veroorzaakte paniek.
Op instigatie van het hogerop genoemde groepje schrapte de Minister van Cultuur, Jan Jambon, Tegenwindeerst uit de lijst van genomineerde programma’s. Na een storm van protest, zag de betrokken minister geen andere optie dan het terug in de lijst te zetten- waarop Tegenwind de Ultima overigens ook effectief won met zeven keer meer stemmen dan de tweede genomineerde. Toen ik samen met regisseur Mark Sanders de prijs in ontvangst nam, kon ik twee zinnen zeggen alvorens we van het podium werden begeleid- dit in tegenstelling tot alle andere laureaten die om en bij de tien minuten kregen om hun verhaal te brengen.
Eind augustus veranderde er iets. Ik werd uitgenodigd bij de Amerikaanse opiniemaker en journalist Tucker Carlson om een vol uur over mijn boek te spreken. Dat is niet niks natuurlijk. Dit praatprogramma gaat door voor het meest bekeken uur op de Amerikaanse televisie. En dat interview draaide ook nog eens bijzonder goed uit. Carlson sprak er in niet mis te verstane superlatieven over. Ik steek hier enkel de loftrompet over mezelf omdat het inhoudelijk relevant is – Carlson beschouwde het als het beste interview dat hij in zijn 30-jarige carrière had afgenomen. Mocht de Vlaamse lezer het toch aandurven om het eens te beluisteren, men vindt het hier.
De Vlaamse media zaten nu echt met een probleem. Zwijgen werd hachelijk. Het gebeurt tenslotte niet elke dag dat een media-icoon als Carlson zoiets zegt over een Belg. Ze moesten er iets op vinden. En vlug. En het moest verwoestend zijn.
Hun eureka moment verscheen in drie kranten tezelfdertijd: ik was in de Verenigde Staten ook te gast geweest bij Alex Jones – een ‘veroordeelde complotdenker’ – en daar was iets gebeurd! In sommige kranten gewaagde men van een verspreking. Andere kranten spraken van een flagrante leugen. Op Jones’ vraag ‘Heb jij werkelijk een openhartoperatie onder hypnose gezien?’ had ik na een korte aarzeling ‘ja, absoluut’ geantwoord. Ik vernam na het interview dat mensen dachten dat ik een dergelijke operatie zelf fysiek bijgewoond had, beluisterde het fragment opnieuw, en besloot dat wat ik zei inderdaad misleidend was. Ik zette dit misverstand onmiddellijk recht op mijn Facebook-pagina (zie post van 5 september): ik had zulke operatie uiteraard niet live gezien maar meende me te herinneren dat ik vroeger, toen ik vijftien jaar geleden voor het eerst een les gaf over hypnose als verdovingstechniek, er één op video had gezien. En ook dat was ik eigenlijk niet zeker, maar in de hectiek van het interview had ik me een lange uitleg willen besparen en gewoon ‘ja’ geantwoord. Iedereen mag voor zichzelf uitmaken of dit een leugen is of niet. En vervolgens stel ik voor dat hij met dezelfde gestrengheid waarmee hij mij beoordeelt ook zijn eigen discours op leugens controleert.
Het voorbeeld dat ik aanhaal over de kracht van hypnose bij operaties is eigenlijk slechts een voorbeeld in de marge van mijn betoog. Maar wat daarbij vooral opmerkelijk was: terwijl men er een drama van maakte, werd er nooit echt inhoudelijk op ingegaan. In de media werd vooral gesuggereerd dat ik onzin verkocht. Laat ons daarom hier toch terloops even de vraag stellen: kan het nu wel of niet, opereren onder hypnose, zonder verdoving? De media meenden vroeger alleszins van wel. Lees er bijvoorbeeld dit artikel eens op na. Hoewel hypnose heden ten dage doorgaans toegepast wordt in combinatie met een lichte, lokale verdoving, zijn er dus wel degelijk gevallen bekend van operaties die enkel en alleen uitgevoerd werden onder hypnose, zonder de minste verdoving. Maar goed, ik sprak specifiek over openhartoperaties. In de zoektocht naar mijn oorspronkelijke bronnen kwam ik onder andere uit bij Dave Elman, een Amerikaanse hypnotiseur die erom bekend stond patiënten die zo verzwakt waren dat hun hart geen enkele biochemische verdoving kon verdragen, in een specifieke hypnotische toestand (de Esdaile State genaamd) te kunnen brengen die operaties toch mogelijk maakte, zélfs openhartoperaties. Elman zelf is reeds overleden maar zijn kinderen beschikken nog wel over zijn archief met onder andere de dossiers omtrent die operaties. Ik contacteerde hen via een vereniging voor hypnosedatie en zij bevestigden formeel dat hun vader aan verschillende dergelijke operaties had meegewerkt.
Wanneer weten we zeker of iets klopt? Dat is een moeilijke vraag. Uiteindelijk blijven we omtrent de meeste zaken op geloven aangewezen. En dat is niet anders voor iemand die vertrouwt op wat er in peer-reviewed academische tijdschriften gepubliceerd wordt. Ook daar zijn de meeste resultaten niet reproduceerbaar door derden.
Maar het ging de media dus vooral hierover: ik was gaan spreken met Alex Jones. Schande. Er bestaan namelijk mensen waarmee je niet mag spreken: antivaxers, complotdenkers, klimaatontkenners, virusontkenners, extreemrechtsen, racisten, seksisten, enzovoort. Deze lijst wordt steeds langer. Het merkwaardige is dat het precies die mensen zijn die het liefst met dergelijke stigma’s zwaaien, tegelijk ook het hardst waarschuwen voor het gevaar van polarisatie in onze maatschappij. Is dat niet wat … ironisch? Is het niet precies het spreken met elkaar dat mensen als mens met elkaar verbindt? Is spreken niet het voornaamste antigif tegen polarisatie? Dit is mijn principe: hoe extremer de positie die mensen innemen, hoe meer we ermee in gesprek moeten gaan. Want als mensen zich gehoord voelen, mildert hun positie vanzelf. Bovendien ben ik zelf ondertussen voor sommigen ook zo iemand geworden waarmee je niet meer mag spreken. En als ik zie hoe mijn proces gemaakt werd, dan vind ik dat toch een bijkomende reden om al die gemarginaliseerde figuren rechtstreeks hun verhaal te laten doen vooraleer er over hen geoordeeld wordt.
Ik raad iedereen aan om het excellente boek van antropoloog David Graeber en archeoloog David Wengrow te lezen, getiteld Het begin van alles. Daarin beschrijven de auteurs hoe er bij de indianenstammen van Noordoost-Amerika niemand macht had over een ander. Hoe loste men de problemen van het samenleven dan op? Men had slechts één middel: spreken met elkaar. Er werd enorm veel tijd besteed aan publieke debatten. En bij niemand kwam het daar in het hoofd op om ook maar één iemand van die gesprekken uit te sluiten. Men trok dat ook radicaal door bij confrontatie met misdaden. Ook dan werd enkel gesprek en geen macht gebruikt om de kwaal te behandelen. En als er uiteindelijk een straf bepaald werd, dan had die niet enkel betrekking op de persoon die de misdaad gepleegd had maar ook altijd op het ruimere netwerk rondom hem dat op één of andere manier een rol had gespeeld bij het tot stand komen van de overtreding.
De missionarissen en andere Westerlingen die met deze indianen in dialoog gingen waren ook zwaar onder de indruk van hun welbespraaktheid en vaardigheid in het redeneren. Ze noteerden dat deze ‘wilden’ daarin door de band een niveau bereikten waar de hooggeschoolde elite van Europa bij verbleekte. Bekende Indiaanse redenaars zoals Huran-Wendat opperhoofd Kandiaronk werden in Europa uitgenodigd om aan te schuiven aan de dissen van adel en clerus, zodat deze van hun buitengewone taalvaardigheid konden genieten. (Veel van deze inheemse leiders hadden zich ook vlot de Europese talen machtig gemaakt).
De huidige Westerse cultuur – die ondertussen globaal ingang vond – gaat in de tegenovergestelde richting: het register van de talige uitwisseling wordt meer en meer vervangen door het register van de macht. Wie de heersende ideologie niet deelt, wordt met een stigma bedacht en beschouwd als iemand waarmee een fatsoenlijk mens niet meer mag spreken. Ik leg er vaak de nadruk op dat we in het huidige tijdsgewricht de tijdloze ethische principes van menselijkheid moeten her-ontdekken en her-articuleren. Dit is het eerste principe: zie in ieder ander mens iemand die recht heeft om te spreken en beluisterd te worden.
Dat was al lang voor de coronacrisis een principe van mij, een principe dat ik onder andere handhaafde in mijn praktijk. Ik werkte als psycholoog met gevallen waaraan menigeen liever zijn handen niet verbrandt. In 2018 haalde ik zo de voorpagina’s van de kranten en kwam ik in De Afspraak nadat ik als getuige was opgeroepen in een assisenproces van een verpleger die in het verleden een groot aantal terminaal zieke patiënten met insuline en luchtembolen om het leven had gebracht. Die verpleger was een cliënt in mijn praktijk. Ik weigerde op dat proces om mijn patiëntendossier aan de rechter te overhandigen. Mijn beweegreden was helder: als ik aan iemand zeg dat ik zijn woorden in vertrouwen bewaar, dan doe ik dat ook. En in juridisch-deontologisch opzicht is dat ook helemaal terecht: overtredingen of misdaden uit het verleden zijn nooit een geldige reden om het beroepsgeheim te doorbreken.
Mijn punt is dus dat we de act van het spreken centraal moeten stellen in de samenleving. We moeten ruimten creëren waarin er volledige vrijheid is op vlak van spreken – bij psychologen, artsen, advocaten, priesters, coaches, enzovoort – en we moeten stigmatisering daarbij zoveel mogelijk vermijden en al zeker niet toelaten dat het de talige band onmogelijk maakt.
Maar ik was dus langs geweest bij Alex Jones. En die man is niet alleen een complotdenker - hij is een veroordeelde complotdenker. Dat zegt genoeg. Niemand maalde om de eigenlijke bedoeling van het gesprek. Laat mij dat misschien toch even te berde brengen. De dag ervoor had president Biden een uitermate polariserende speech gehouden. In die toespraak stigmatiseerde de president de volledige MAGA (Make America Great Again)-beweging. Men kon zich moeilijk van de indruk ontdoen dat hij hen tot geweld probeerde te provoceren, wel wetende dat dit één van zijn weinige kansen is om geen mal figuur te slaan bij de op til zijnde midterm-verkiezingen. Alex Jones vroeg me om zijn kijkerspubliek op te roepen niet op de provocatie in te gaan en zich van alle geweld te onthouden. En dat was wat ik uitdrukkelijk deed, verschillende keren. Zinvol? Volgens mij wel. Dit is een vraag die ik hier opwerp: als mildere stemmen – waarbij weinigen het oneens zullen zijn dat mijn stem tot die groep behoort – niet meer klinken op kanalen die een meer uitgesproken positie innemen, moeten we dan verbaasd zijn dat de maatschappij polariseert?
De Vlaamse kranten gingen aan dergelijke vragen voorbij. Ik moest gedemoniseerd worden. En ze haalden daarbij alles uit de kast. Het Laatste Nieuws publiceerde een getuigenis van twee studenten – anoniem – die mijn colleges aan de universiteit als pure propaganda beschreven en die verzekerden dat iedereen die een andere mening heeft dan de mijne, gegarandeerd buisde op het examen. Verschillende studenten die spontaan en wél in eigen naam het tegendeel beweerden, vingen bot bij Het Laatste Nieuws. Hun mening was niet geschikt voor publicatie. Welke studenten spreken er de waarheid? Het is redelijk eenvoudig: al mijn colleges worden op video opgenomen en kunnen van de eerste tot de laatste minuut beluisterd worden. Je zal onder andere horen hoe ik in elk college benadruk dat ik mijn lessen alleen als geslaagd beschouw wanneer studenten er hun eigen mening durven uitspreken, ook - en voorál - als die radicaal van de mijne verschilt. En je zal ook horen dat studenten die effectief een mening formuleren die verschilt van de mijne, daarin op de meest vriendelijke manier onthaald en aangemoedigd worden.
Links en rechts werd ook gesuggereerd dat ik niet alleen bij complotdenkers op gesprek ging maar dat ik er bovendien zélf één ben. De lezer moet weten: ik heb niets tegen zogenaamde complotdenkers. Ik zeg weleens: mochten ze niet bestaan, we hadden ze moeten uitvinden. Maar het amusante van de zaak is dat ik er even heftig van beschuldigd word complotten te ontkennen. ‘De ultieme anti-complottheorie’, zo titelde een recensie van mijn boek onlangs nog. En in America werd door Catherine Austin Fitts – voormalig ambthouder onder de Bush senior administratie en notoir anti-corona activiste – en psychiater Peter Breggin een in de (alternatieve) media wijd uitgesmeerde campagne opgestart waarin ik ervan beschuldigd wordt een zogenaamd Trojaans paard te zijn. Lees: iemand die door de CIA of andere overheidsdiensten betaald wordt om de bevolking ervan te proberen overtuigen dat er helemaal geen complot aan de gang is. Ik zou aan allen zeggen: lees Hoofdstuk 8 van mijn boek eens goed: ik geef daar mijn genuanceerde mening over de rol die complotten volgens mij spelen in grote maatschappelijke processen.
Een aantal collega academici kropen ook in de pen. En de media gaven ze gewillig die kans. Maarten Boudry was er als één van de eersten bij en betichtte me van ‘schromelijke zelfoverschatting’. Ik ken Maarten Boudry in de privésfeer als een vriendelijk iemand waarmee ik graag spreek en van mening verschil en ik vind het jammer dat hij in de publieke ruimte een bepaalde ‘giftigheid’ krijgt. Hij schreef een opiniestuk dat op stilistisch vlak opvallend emotioneel-denigrerend is en inhoudelijk een aaneenschakeling van fouten vertoont. Om maar een paar voorbeelden te geven: Nee, ik zeg niet dat iedereen gehypnotiseerd is; ik zeg uitdrukkelijk dat slechts een beperkt deel van de bevolking (wellicht ergens tussen de 20 en de 30%) aan de hypnotiserende effecten van massavorming ten prooi valt. Nee, ik zeg niet dat zowat iedereen psychotisch is. Ik heb zelfs bij herhaling expliciet afstand genomen van het gebruik van die term in deze context en hem niet één keer gebruikt. En nee, ik heb hydroxychloroquine nergens als wondermiddel tegen COVID-19 aangeprezen. En zeggen dat er 23 miljoen doden gevallen zijn door corona terwijl de WHO momenteel 6,5 miljoen doden telt (en dan nog met ongewoon ‘enthousiaste’ telmethoden)- dat moet je toch eens proberen te rijmen met de auteur zijn herhaaldelijk gedonder dat alles en iedereen ‘de wetenschappelijke consensus’ moet volgen. En nee Maarten, mijn voorspelling dat de maatregelen zouden blijven duren na de vaccinatiecampagnes was niet belachelijk. In tegendeel, ze blijkt meer en meer juist te zijn. Met de herfst in aantocht voeren landen wereldwijd weer coronamaatregelen in. Een volledig overzicht van de flagrante onjuistheden in Maartens tekst vind je hier.
Voor mij heeft iedereen het recht om in de media stilistisch vulgaire en inhoudelijk wanstaltelijke teksten te schrijven, maar het roept bij mij wel de volgende vraag op ten aanzien van de Universiteit Gent: als ze een commissie wetenschappelijke integriteit oprichten om mijn uitspraak over hypnose te onderzoeken, wat gaan ze dan doen met het opiniestuk van Maarten Boudry? Men kan er toch moeilijk naast kijken: bij mij heeft men diep moeten zoeken om me op een fout te betrappen – bij Maarten moet men diep zoeken om iets te vinden dat juist is in zijn tekst. De Universiteit Gent is daar dus een antwoord verschuldigd. Rector Rik Van De Walle stelt zich in verschillende opzichten grootmenselijk op in deze zaak, en daarvoor ben ik hem zonder meer erkentelijk, maar het compleet verschillend hanteren van de norm inzake wetenschappelijke integriteit is een serieuze fout.
Ignaas Devisch deed ook zijn duit in het zakje. Milder dan Boudry, maar niet zonder venijn. Het kan gebeuren: hij deelt mijn standpunt niet. Althans nu niet meer. Hij heeft in de crisis duidelijk wat getwijfeld – een kritische positie innemen of niet. Maar nu is hij dus blijkbaar richting het dominante verhaal gekanteld. Dat is min of meer merkwaardig in het licht van de positionering die hij voor de crisis innam. Hij schuwde toen de zware termen niet. ‘Biofascime’, zo noemde hij onder andere de greep van de medische wetenschap op het leven van de hedendaagse mens. Tijdens de coronacrisis, waarin de hele publieke ruimte gesanctioneerd werd door het medisch discours, merkte hij daar blijkbaar geen spoor meer van op. Merkwaardig, inderdaad. Het doet me denken aan Thomas Decreus, die voor de coronacrisis artikels publiceerde waarin hij gewag maakte van‘technototalitarisme’ maar me vervolgens tijdens de coronacrisis met de voeten vooruit tackelde omdat ik gesteld had dat er duidelijk totalitariserende tendenzen waarneembaar waren.
Paul Verhaeghe past ook in deze rij maar is toch een geval apart. Hij was destijds de promotor van mijn doctoraat en ik heb zeventien jaar lang een hartelijke, menselijke en professionele relatie met hem onderhouden. We deelden in veel opzichten dezelfde maatschappijkritische houding, onder andere dezelfde kritische positie ten aanzien van het gebruik van cijfers in onze cultuur. De goede verstandhouding zette zich ook tijdens de coronacrisis verder. Getuige weze daarvan de vermelding van mijn onderzoek in Verhaeghes coronakritische essay Houd Afstand, Raak Me Aan. Mag ik je van mens tot mens vragen, Paul, waarom je nu deelneemt aan deze poging tot een intellectuele lynchpartij? En dat nog eens – zoals je zelf merkwaardig genoeg zonder schaamte zegt – zonder dat je mijn boek gelezen hebt? Mag ik je vragen van waar die plotse en drastische verandering in houding komt? Ik zal bij deze een tentatief antwoord formuleren in jouw plaats: door de storm van kritiek die ik kreeg, ben je angstig geworden om met mij geassocieerd te worden. En in je angst, heb je de minst mooie kant van jezelf laten zien – je offert uit angst voor sociale afkeuring de band met mensen op die jou genegen zijn en die je eigenlijk zelf ook genegen bent als mens.
Ignaas Devish, Thomas Decreus en Paul Verhaeghe zijn in zekere zin voorbeelden van wat Joost Meerloo in zijn boek over totalitarisme (The Rape of The Mind) mental surrender noemt. Mental surrender slaat op het fenomeen dat mensen die ideologisch tegenover een bepaalde ideologie stonden, die ideologie plots gaan aanhangen als deze object van massavorming wordt. De opgang van de massa, incluis alle mediakanalen en politieke organen, maakt zo’n ontzaglijke indruk op individuen, dat ze zonder het te weten van positie veranderen en de massa-ideologie beginnen aan te hangen.
Een apart geval waren de in De Wereld Morgen gepubliceerde artikelen van Eva Vanhoorne. De auteur haalt er zwaar maar vooral ook wild uit naar mij, in die mate dat de uitspraken moeilijk nog serieus kunnen genomen worden. Men kan er moeilijk anders dan pogingen om te kwetsen in ontwaren. Eva Vanhoorne is één van de weinige mensen die op mijn facebook pagina geblokkeerd werden (ik dacht in totaal een zevental op een pagina met 17.000 volgers en 5000 vrienden en dan nog een reeks fake profielen vaak aangemaakt door deze geblokkeerde personen). Het betreft stuk voor stuk mensen die me dag na dag en jaar na jaar bestookten met beschuldigingen en verwijten van twijfelachtig allooi. Ik voelde me voor de moeilijke keuze geplaatst om ofwel de vele aanvallen onbeantwoord te laten – ik heb tenslotte ook maar een beperkte hoeveelheid tijd – ofwel tot blokkeren over te gaan. Ik koos uiteindelijk het laatste maar weet niet of dat de juiste beslissing was. De woorden die daar niet meer konden gesproken worden, zochten hun weg via andere kanalen, en de erin broeiende driften intensifieerden onderweg. Ik moet zeggen dat het me ook in het geval van Eva echt verdriet doet dat de kloof niet overbrugd kan worden door een echt spreken. Ik kan me merkwaardig genoeg gemakkelijk een wereld voorstellen waarin ik het met Eva goed zou kunnen vinden – ze is ook gepassioneerd door psychoanalyse, heeft haar bedenkingen bij de materialistische ideologie, enzovoort. Maar ik kan moeilijk anders aanvoelen dan dat iets haar kwelt en dat ze het op mij verhaalt. Als dat klopt, vraag ik me af, beste Eva, vanwaar jouw kwelling? Wat zorgt ervoor dat je zoveel energie uitraast op mij? Je weet dat je altijd welkom bent voor een gesprek daarover. Oprecht. Ik meen dat.
Mijn milde versie van J’accuse zal ik niet afsluiten zonder ook een steen naar mezelf te werpen. Ik doe meestal mijn best om op een milde en verbindende manier te spreken, maar ik merk ook altijd op dat ik nog vooruitgang kan maken op dat vlak. En mijn uitspraak over hypnose was zeker misleidend. Streven naar een spreken dat ver-menselijkt en dat zo sober en oprecht mogelijk is, is ook voor mij een constante uitdaging. Ik ga de Kunst van het Goede Spreken ten volle verder cultiveren en optimaliseren. Voor mij is dat min of meer de essentie van mijn bestaan.
Gelukkig waren er tenslotte ook enkele collega’s die teksten schreven ter mijner verdediging. Net zoals bij de studenten die me wilden verdedigen, werden ook hun opiniestukken door alle mainstream kranten geweigerd. Hun reacties vonden dan ook enkel een forum op de sociale media. Dat geeft hen voor de meeste mensen in de maatschappij een ander statuut – minder-waardig – maar ze doen daarom niet minder deugd. Ik bedank hen daarom met heel mijn hart: Jessica Vereecken, Reitske Meganck, Tineke De Cock, Michaël Verstraeten, Steven Arrazola de Õnate, Annelies Vanbelle, Steve Van Herreweghe – dankjewel. En ik dank ook de vele mensen die me wereldwijd op sociale media steunen. Jullie woorden vormen een tegenkracht tegen het zich sluitende vlies van schijn en stigmatisering die de eigenlijke ziekte van onze maatschappij is. En er waren ook media als blcbx, ’t Pallieterke, ‘t Scheldt en Doorbraak die wel een ander geluid lieten horen. Ook aan hen mijn volle dankbaarheid.
De hier besproken mediastorm is ook in wetenschappelijk opzicht interessant, want hij toont hoe publieke narratieven tot stand komen. Agendajournalistiek vanwege de grote mediaconcerns, wat bedissel achter de schermen in besloten facebook groepjes, en dan een aantal mensen die, heel menselijk, hun kleinmenselijke neigingen de vrije loop laten. Het eindresultaat is dat er een verhaal geschreven wordt over iemand zonder dat die persoon zelf de gelegenheid krijgt om daarbij te helpen.
De moed om te spreken met wie men als echt anders ervaart – dat is een teken van een menselijke maatschappij. Het is dat soort spreken dat verbindend werkt en dat de maatschappij tot een échte samen-leving maakt. De moed tot dat verbindend spreken – dat is wat we terug moeten opnemen.
« Wanneer weten we zeker of iets klopt? Dat is een moeilijke vraag. Uiteindelijk blijven we omtrent de meeste zaken op geloven aangewezen. En dat is niet anders voor iemand die vertrouwt op wat er in peer-reviewed academische tijdschriften gepubliceerd wordt. Ook daar zijn de meeste resultaten niet reproduceerbaar door derden. »
Inderdaad, en dit is helemaal niet wetenschappelijk of objectief.
« Dit is het eerste principe: zie in ieder ander mens iemand die recht heeft om te spreken en beluisterd te worden. »
Dat klopt, maar er zijn twee facetten of niveaux, één intellectueel, die oprecht kan worden gebruikt of niet. Eerlijkheid (intellectuele eerlijkheid) betekent echter niet een diep besef van de oprechte toespraak, de eerste kan worden vergeleken met objectiviteit .
De andere de werkelijke oprechte toespraak.
« Welke studenten spreken er de waarheid? Het is redelijk eenvoudig: al mijn colleges worden op video opgenomen en kunnen van de eerste tot de laatste minuut beluisterd worden. Je zal onder andere horen hoe ik in elk college benadruk dat ik mijn lessen alleen als geslaagd beschouw wanneer studenten er hun eigen mening durven uitspreken, ook - en voorál - als die radicaal van de mijne verschilt. En je zal ook horen dat studenten die effectief een mening formuleren die verschilt van de mijne, daarin op de meest vriendelijke manier onthaald en aangemoedigd worden. »
Maar zoals eerder gezegd, er is een verschil tussen het denken en zeggen.
« Ik zou aan allen zeggen: lees Hoofdstuk 8 van mijn boek eens goed: ik geef daar mijn genuanceerde mening over de rol die complotten volgens mij spelen in grote maatschappelijke processen.
Wat het boek betreft, er bestaan vragen en opmerkingen.
« Eva, vanwaar jouw kwelling? Wat zorgt ervoor dat je zoveel energie uitraast op mij? »
Volgens sommige lezingen die nog niet diepgaand zijn, is het niet alleen tegen u, een gedocuemnteerde argumentatie, kan gemakkelijk haar foutieve en kwaadaardig standpunten bewezen worden.
« Mijn milde versie van J’accuse zal ik niet afsluiten zonder ook een steen naar mezelf te werpen. Ik doe meestal mijn best om op een milde en verbindende manier te spreken, maar ik merk ook altijd op dat ik nog vooruitgang kan maken op dat vlak. En mijn uitspraak over hypnose was zeker misleidend. Streven naar een spreken dat ver-menselijkt en dat zo sober en oprecht mogelijk is, is ook voor mij een constante uitdaging. Ik ga de Kunst van het Goede Spreken ten volle verder cultiveren en optimaliseren. Voor mij is dat min of meer de essentie van mijn bestaan. »
Inderdaad, het gaat erom de oprechte spraak te worden.
« Ik doe meestal mijn best om op een milde en verbindende manier te spreken,... »
We moeten hier speciale aandacht aan besteden, zonder verdeeldheid te willen, onszelf uit te drukken door ons aan te passen aan het publiek, is niet echt een oprechte toespraak. Om de beste formulering te zoeken, ja, om je te onthouden om x redenen, die we op dit moment nodig achten, ja ook.
Oprechte spraak heeft altijd het voordeel ten opzichte van de andere, ook als dit niet kan worden aangetoond. Het heeft in de loop van de tijd positieve gevolgen.
Mijn comment is vertaald, kan fouten bevatten.